Kun je eenzaam zijn zonder alleen te zijn? Of alleen zijn zonder je eenzaam te voelen? En is het erg om alleen te zijn? Of eenzaam? Voor mij zit eenzaamheid in het liedje op de radio, waarvan jij opeens de woorden begrijpt alsof ze voor jou geschreven zijn. Alleen naar huis gaan na een etentje bij vrienden. Een lachende familie op straat. Alleen zijn zit in zelf boodschappen doen, elke dag je eigen eten koken en altijd restjes overhouden. Eenzaam is een bejaarde man die blijft leven, terwijl iedereen om hem heen doodgaat. Het is achterblijven. Het is stilstaan. Het is niet mee mogen doen en in je eentje in de hoek van het schoolplein je boterhammen opeten.

Eenzaamheid is een geheim hebben, dat je nergens kwijt kan, of mag of durft. Eenzaamheid is spijt hebben van iets dat je nooit gedaan hebt. Het is de taal niet begrijpen, van het land waar je bent, en zo hard proberen, maar het niet kunnen rijmen. Het is niet weten wie je bent of wie je wil zijn. Eenzaamheid hangt in de lucht, zit in de vorm van de wolken, drijft door de hemel en zonnestraalt soms op je huid. Het is een bordspelletje willen spelen dat gemaakt is voor twee. Het is een kamer vol lachende mensen terwijl het voelt alsof je in een pvc-buis zit. Eenzaamheid is de dakloze man op straat met vuil onder de nagels en niemand die wil kijken. Het is uit het raam van de nachtbus staren naar je eigen reflectie in het donker terwijl de grote, lege bus door de stad zoeft.

Het is de oorverdovende stilte na een feestje, als iedereen weg is, en je alleen overblijft met een huis vol rommel en aangevreten eten. Het zijn de druppels op het raam als het regent. Het is de arm om je schouders terwijl je in je hoofd vastzit. Eenzaamheid zit in je lievelingshuisdier dat doodgaat. In de weken erna, als je opeens een hondenhaar op de bank ziet liggen. Het zit in de dingen die mensen weleens zeggen – je vindt wel iemand en er zijn meer vissen in de zee. Voor mij zit eenzaamheid in iedereen, in je gedachtes die altijd alleen de jouwe zijn. Soms in mijn werk, in mijn relaties, in mijzelf, in jou, in ons, in samen en in alleen zijn. Het zit in de wachtkamer bij de dokter, het zit onderhuids, het is in your face. Het is overal en nergens. Stiekem en schreeuwerig. Comfortabel en overzichtelijk. Sluimerend op de achtergrond en pijnlijk duidelijk. Het is van iedereen en van niemand. Zo maar daar en plots weer weg. Maar als eenzaamheid altijd bij je is, ben je eigenlijk nooit alleen.